Jakob worstelt met de opdracht van God. Jakob is bang om Esau te ontmoeten… begrijpelijk. Na het sluiten van het verbond met Laban in Genesis 31, doemt voor Jakob het volgende probleem gelijk al op… Esau. Tijdens zijn vlucht zullen zijn gedachten vooral af zijn gedwaald naar Laban en het vermoeden dat die toch achter hun aan zou komen, maar nu dat probleem is opgelost, dwalen zijn gedachten, hij lijkt wel mens, en gaat hij vooruit kijken en ziet gelijk het volgende probleem. De onvermijdelijke ontmoeting met Esau.
Zijn moeder Rebekka had beloofd dat zij hem zou laten halen als de woede van zijn broer bekoeld zou zijn, maar na 20 jaar heeft hij nog steeds niets van zijn moeder gehoord, dus hij moet er wel vanuit gaan dat zijn broer nog steeds woedend is als hij aan Jakob denkt. En hij kent zijn broer. Een ruige man, die leeft van het zwaard en de jacht. Niet iemand die je als boekenwurm en half verwijfd mannetje graag als vijand tegenover je krijgt.
Maar de opdracht van God, dat hij terug moet naar zijn roots, brengt onvermijdelijk deze confrontatie met zich mee… Ik kan me voorstellen dat Jakob worstelt met deze opdracht.
Vertrouwen
En vertrouwen op God bleek ook toen al lastig. Abraham kreeg een belofte, maar Sara had een andere oplossing. Lea en Rachel kozen beiden voor dezelfde oplossing in plaats van bij God Zelf ten rade te gaan waarom er gebeurde wat er gebeurde, want het was een boodschap van God. En nu staat Jakob voor de uitdaging van vertrouwen. God heeft hem beloofd dat Hij hem zal behoeden, maar ja… die enge broer. Ik kan me voorstellen dat Jakob er ’s nachts wakker van ligt en dat hij er alles aan doet om de confrontatie zo lang mogelijk uit te stellen.
Dus ondanks dat hij de belofte had dat God met hem zou zijn, zat Jakob aardig in de piepzak, worstelt, maar met Gods belofte in zijn achterhoofd ging hij toch door, ondanks de “berg” die hij voor zich zag.
Menselijk handelen
Vertrouwen op God sluit menselijk handelen niet uit. Tegenwoordig zijn er wel christenen die voor alles een openbaring van God willen hebben, of moeten hebben, maar in heel Genesis zien we dat menselijk initiatief ook heel gewoon is, hoe dicht mensen ook bij God leefden. Jakob wist zeker dat hij de opdracht van God had gekregen om terug te gaan, maar hij moest wel zelf alles in het werk stellen om te vertrekken.
In vers 4 neemt hij het initiatief om zelf boden voor zich uit te sturen naar zijn broer Esau om te peilen hoe zijn broer nu tegen de hele situatie aankijkt. Hij geeft de boden geen geschenken mee, maar laat hen tegen Esau vertellen hoe rijk hij geworden is bij ome Laban, en laat er ook nog bij zeggen dat hij dat laat zeggen om genegenheid te winnen. En dan denken we dat we tegenwoordig materialistisch zijn? Toen werkte het dus al net zo! “Ik ben nu rijk, dus nu moet je me wel aardig vinden, broer”.
Maar de boden komen met onheilspellende berichten terug. Esau is ook op pad gegaan en komt Jakob tegemoet… met 400 man bij zich. Gezien de reactie van Jakob, “zeer bevreesd en het werd hem bang te moede”, zullen geen poëten, dichters, kunstenaars en schrijvers zijn geweest, maar meer mannen van het kaliber van Esau zelf: “ervaren in de jacht, een man van het veld” (Gen. 25:27), levend van zijn zwaard (Gen. 27:40).
Of toch naar God?
Boekhouder Jakob was dus terecht “zeer bevreesd” en “bang te moede”, dus hij neemt maatregelen om in ieder geval te proberen de helft van zijn bezit, minus nog wat geschenken, veilig te stellen. Hij dacht dat als Esau op de ene groep af zou komen, de andere zou kunnen ontvluchten (vers 8). Pas nadat hij deze menselijke oplossing heeft doorgevoerd, gaat hij op zijn knieën voor de Here en Jakob worstelt in de geest:
Toen zeide Jakob: O God van mijn vader Abraham en God van mijn vader Isaak, HERE, die tot mij gezegd hebt: keer terug naar uw land en naar uw maagschap en Ik zal u weldoen, ik ben te gering voor al de gunstbewijzen en voor al de trouw, die Gij aan uw knecht bewezen hebt, want met mijn staf trok ik over de Jordaan hier en nu ben ik tot twee legers geworden. Red mij toch uit de hand van mijn broeder, uit de hand van Esau, want ik ben bevreesd voor hem: misschien zal hij komen en mij verslaan, zowel moeder als kinderen. Gij toch hebt gezegd: Ik zal u zeker weldoen en uw nageslacht maken als het zand der zee, dat wegens de menigte niet geteld kan worden.
Gen. 32:9-12
Het is geen lang gebed (Mt. 6:7), maar wel mooi to the point. Eerst herinnert hij God er aan dat hij onderweg is in opdracht van God, maakt zichzelf nederig, en vraagt vervolgens de broodnodige redding van zijn broer, en dan herinnert hij God er aan dat Hij beloofd heeft hem te zullen beschermen en tot een groot volk maken.
Hij dient geen verlanglijstje in, zoals wij vaak doen. Het is een interactie met de Almachtige, meer gesprek, meer pleidooi, dan gebed.
Cadeau’s
We weten niets over de gemoedstoestand als hij de nacht overblijft (vers 13), maar ’s ochtends nam hij een deel van wat hij verworven had en stelde dat als geschenk aan zijn broer onder de hoede van zijn slaven. Hij deed het weer heel tactisch. Hij stelde 5 kuddes van verschillende dieren samen, en liet die achter elkaar, met tussenruimte, richting Esau vertrekken. Tegen de voorste zei hij dat die tegen Esau moest zeggen dat het een geschenk van zijn broer Jakob was, gezonden aan Esau, en dat Jakob er ook aan kwam.
Ditzelfde moesten de andere slaven ook tegen Esau zeggen. Op deze manier hoopte Jakob Esau gunstig te stemmen, te paaien als het ware. In de NBG staat het woord “verzoenen”, “kaphar”, wat op meerdere manieren vertaald kan worden. “Bedekken, reinigen, zuiveren, goedmaken, verzoening doen, verzoenen” of “met pek bestrijken, verven”. In de eerste categorie staan nog wat meer mogelijke vertalingen, maar die komen op hetzelfde neer.
Is hier nu sprake van een zonde “bedekken” met de mantel der cadeau’s? Probeert Jakob zijn geweten te reinigen, zuiveren omdat hij natuurlijk ook drommels goed weet dat hij fout zat. Of is het een goedmakertje? Compensatie voor de gestolen rechten en zegen? Of zoekt hij werkelijk verzoening met zijn broer? In de praktijk zullen de beide broers tot nu toe niet veel last hebben gehad van de onderlinge problemen, omdat ze allebei hun eigen leven leidden, gescheiden van elkaar.
Jakob worstelt
Bedenk nog even dat Rebekka beloofd had om Jakob te laten halen als de woede van zijn broer bekoeld zou zijn. Dat was 20 jaar geleden en Jakob is nooit gehaald, dus zijn broer was nog steeds boos! Programma’s als “Het Familiediner” draaien op dit concept en ook daar zie je soms schrijnende situaties voorbij komen die al decennialang familierelaties gijzelen, en dan meestal over heel onbenulliger zaken dan hier!
Jakob stuurt de cadeau’s voor hem uit en blijft zelf in de legerplaats. Kudden vertraagden het reistempo natuurlijk, dus hij moest hen ook wel een voorsprong geven. In de nacht staat hij op en laat zijn gezin via de doorwaadbare plaats oversteken.
En dan is daar die mysterieuze man. We lezen nergens waar hij vandaan komt. Het wordt niet duidelijk wie hij is. Er staat alleen dat Jakob de rest van de nacht met hem worstelt. (vs. 24) Toen de dageraad kwam, sloeg de mysterieuze man Jakob op zijn heupgewricht en Jakob werd kreupel. De man vroeg aan Jakob om hem te laten gaan, maar Jakob wilde eerst een zegen. De man vraagt hoe Jakob heet, en geeft hem vervolgens de naam Israël, “want gij hebt gestreden met God en mensen en gij hebt overmocht.”
Jakob wil ook weten hoe de man heet, maar die zegt dat niet. In vers 30 staat dan opeens
En Jakob noemde de plaats Pniel, want zeide hij ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht en mijn leven is behouden gebleven.
Pniel betekent “naar God gewend”. De plaats lag op de noordelijke oever van de rivier de Jabbok.
Opmerkelijke schrijfstijl
Het is gebruikelijk in de NBG om een persoonsaanduiding die op God wijst, met een hoofdletter te schrijven. In dit stuk zien we dat niet, maar toch concludeert men in de uitleggingen dat Jakob met God geworsteld heeft. De naam Israël kent verschillende betekenissen, onder meer “hij die worstelt met God”, “strijder van God”, “God heeft de overhand”, “God zegeviert”. In de eerste uitleg over de naam Pniel staat dat Jakob met God worstelde, in dezelfde uitleg over de naam Israël dat hij met een engel worstelde.
Kortom: We weten het niet. Alleen dat Jakob in vers 30 stelt dat hij God van aangezicht tot aangezicht gezien heeft en toch in leven is gebleven.
Voor vandaag
Jakob worstelt en krijgt een nieuwe naam. Het deel van zijn “natuurlijke” leven is voorbij. In deze nacht is hij “wedergeboren” als strijder voor God, Israël. Zijn worsteling met God is over. Hoe herkenbaar is dit in ons leven? Wie twijfelt niet van tijd tot tijd? We kennen als christenen allemaal tijden dat de “hemel van koper” lijkt en het lijkt alsof we “in de ruimte bidden”. Maar dan zijn er ook weer die heerlijke tijden van verademing waarin we ons dicht bij God weten, Zijn aanwezigheid soms letterlijk ervaren, Zijn rust en vrede als een oase in deze dorre wereld mogen bezoeken.
En die momenten zouden we dagelijks vast willen houden. Maar zoals het volk van God gekenmerkt wordt door zijn ups en downs met God, is ons leven dat ook. We trekken van oase naar oase en hopen in de tussentijd op onze reis de woestijnen die we doortrekken te veranderen in nieuwe oases voor reizigers die na ons komen.
Jakobs worsteling met God was over, maar met mensen nog niet. Sterker nog: Jezus leert ons dat als we geen worsteling met bijvoorbeeld mensen hebben die “liegende allerlei kwaad over u spreken” (Mt. 5:11), ons eens af moeten vragen hoe het met ons christelijke leven gesteld is. De wereld zal ons haten, omdat wij niet van deze wereld zijn, maar er wel in. Herkenbaar? Of probeert u vriendjes met iedereen te blijven?
Voor onze relaties
We houden niet van de strijd, maar de strijd maakt ons sterker. De worsteling maakt ons sterker.
Elke relatie kent zijn worstelingen. Zonder worsteling is er geen goede relatie mogelijk. Zowel tussen mensen, als in je relatie met God. Hoe dieper je in een relatie met iemand wilt gaan, hoe sterker de worsteling zal zijn.
“Heel vaak in onze relaties willen we niet in een worsteling belanden. We geven toe en doen wat de ander wil of we lopen gewoon weg. Hoe dieper je gaat met mensen hoe meer je bereid moet zijn om te worstelen. Als je die worsteling volhoudt, met je kinderen, je wederhelft, vrienden, de mensen van wie je houdt, en je loopt niet weg, en je accepteert dat niet alles altijd in orde moet zijn, maar je blijft praten en worstelen, dan denk ik dat je worsteling een omhelzing wordt.”
Datzelfde geldt voor God. Loop niet bij God weg omdat je ergens mee worstelt. God wil die worsteling in een omhelzing veranderen. Als je met Hem worstelt, brengt Hij je tot iets nieuws en bijzonders in je geloof.
Persoonlijk
Mijn ervaring is dat ons leven veel overeenkomsten vertoont met de rode lijn van de Bijbel. Na mijn bekering op latere leeftijd leefde ik werkelijk op de spreekwoordelijke “roze wolk”. Mijn bekering was een diepe worsteling, en mijn christelijke mentor zei later ook dat hij nog nooit de strijd om een ziel zo lijfelijk had ervaren en gezien. Er zijn zelfs dingen gebeurd die ik niet eens bewust mee heb gemaakt (Goddelijke bescherming).
Maar later kwamen de klappen van het leven. De foute beslissingen van mijzelf. Mijn worstelingen, mijn strijd. Maar door dat alles heen, heb ik toch steeds ervaren dat God me vast houdt. Hoe stompzinnig ik zelf ook soms bezig was. De “roze wolk”-periode kan ik wel vergelijken met de Hof van Eden. Ik ruimde dingen uit mijn oude leven op, en elk gebed werd direct verhoord. Ik groeide snel in geloof en kennis en maakte wonderen mee. Maar dan komt het moment van volwassen worden. Niet meer leven van melk alleen, maar het vaste voedsel. En bij volwassenheid hoort ook een stukje zelfstandigheid. Als God zei “Je weet nu hoe het moet, ga maar.” En dan komen de onvermijdelijke fouten ook, en het besef dat je dagelijks weer naar Hem terug moet om je voeten te wassen. (Joh. 13:10)
Jakob worstelt met God, maar zijn wij anders? Trekken wij Gods plan niet soms in twijfel? Soms gebeuren er dingen in je leven die je geloof op de proef stellen. Christenen die dagelijks in een soort “halleluja”-stemming verkeren, geloof ik niet. Dat is niet het beeld wat de Bijbel laat zien, noch het Oude, noch het Nieuwe Verbond. Christenen die elke zondag naar voren moeten voor gebed zijn een andere categorie. Mijn schoonvader noemde hen “de abonnementjes”. 80% van het pastoraat wordt gegeven aan 20% van de mensen. Het wordt tijd dat we deze mensen leren op eigen benen te staan in hun relatie met God.
Probeer eens te overdenken hoe uw leven overeenkomt met de rode lijn die we in de Bijbel zien. Welke karakters uit de Bijbel herkent u in uw eigen leven. Waar staat u op uw christenreis naar de eeuwigheid?
Een interessante uitleg vanuit de Joodse traditie: Living Torah
Nog geen reacties