Jakob gaat op reis naar Betel en krijgt een nieuwe naam. Meerdere mensen sterven en er gebeuren weer dingen die beter niet hadden kunnen gebeuren, de familieperikelen komen ook in dit hoofdstuk aan bod. Het lijkt wel of de Bijbel over mensen gaat…
Natuurlijk is dat ook zo, maar de belangrijkste boodschap is toch steeds weer Gods genade naar de mensen toe. Ook dit hoofdstuk komt dat weer naar voren. De familieperikelen uit het vorige hoofdstuk zouden grote gevolgen kunnen hebben in dit hoofdstuk, maar door het ingrijpen van God vermijdt Hij een bloedbad en een lange vete over en weer.
Jakob is natuurlijk bezorgd over de mogelijke represailles die voort zullen komen uit de misdaad van zijn zonen tegenover de Sichemieten, maar krijgt van God de opdracht om terug te gaan naar Betel en hij moet daar “een altaar oprichten voor de God, die u verschenen is” toen hij vluchtte voor zijn broer Esau.
Als we dit hoofdstuk als los hoofdstuk lezen dan lijkt er geen aanleiding te zijn en doen ze “opeens” afstand van al hun afgoden.
Toen zeide Jakob tot zijn huis en tot allen die bij hem waren: Doet weg de vreemde goden die in uw midden zijn, reinigt u en verwisselt uw klederen. Laten wij ons dan gereed maken en naar Betel trekken, en ik zal daar een altaar oprichten voor die God, die mij geantwoord heeft ten dage mijner benauwdheid, en die met mij geweest is op de weg die ik gegaan ben. Toen gaven zij Jakob al de vreemde goden die in hun bezit waren, en de ringen die in hun oren waren, en Jakob begroef ze onder de terebint die bij Sichem is.
Gen. 35:2-4
Maar God helpt Jakob herinneren aan de gelofte die Jakob 30 jaar eerder aan God had gedaan in Genesis 28:
En Jakob deed een gelofte: Indien God met mij zal zijn, en mij behoeden zal op deze weg, die ik ga, mij zal geven brood om te eten en klederen om aan te trekken, en ik behouden tot mijns vaders huis wederkeer, dan zal de HERE mij tot een God zijn. En deze steen, die ik tot een opgerichte steen gesteld heb, zal een huis Gods wezen, en van alles wat Gij mij schenken zult, zal ik U stipt de tienden geven.
Gen. 28:20-22
Zuivering
Jakob zuivert, na dit woord van de Here, zijn hele aanhang. Is dit niet een beeld van ons eigen leven? In Genesis 28 deed Jakob een belofte aan God, maar tien jaar later is er van alles gebeurd en zijn de afgoden weer in zijn leven binnen geslopen. Mogelijk deels als buit van de Sichemieten, die werd binnengehaald door de reactie van zijn zoons op de familieperikelen rond Dina in Genesis 34.
God moet hem er aan herinneren, maar het is tijd dat hij zijn leven zuivert en opnieuw aan God toe gaat wijden. Alle afgoden moeten uit zijn leven, en het leven van degenen die onder zijn hoede zijn, verdwijnen. Radicaal. Begraven. Zand er over en weg!
Moeten wij van tijd tot tijd ook niet eens ons leven tegen het licht houden? Welke afgoden zijn ons leven binnen geslopen nadat wij ons leven aan de Heer gegeven hebben? Ik kan een lange lijst van potentiële afgoden opnoemen, maar ga uw binnenkamer in en vraag de Here te openbaren welke afgoden u uit uw leven weg moet doen.
Gods bescherming
Na de zuivering van zijn familie, braken zij op en vertrokken richting Bethel. God beschermt Jakob en zijn gevolg en de Sichemieten achtervolgen hen niet.
Deze bescherming zien we vaker in de Bijbel. Bijvoorbeeld bij Jezus als Hij dwars door een menigte loopt die hem wat aan wilde doen, maar Hem niet aanraakt. We zien het bij diverse oorlogsverslagen, en profeten.
Zien we het ook in ons eigen leven? Zelf kan ik meerdere getuigenissen geven dat God mij beschermde tegen foute handelingen of verkeerde keuzes waardoor mensen met minder zuivere bedoelingen mij kwaad zouden kunnen doen. Maar ook lichamelijke bescherming heb ik mee gemaakt.
Jakob komt aan in Luz, dat is Bethel. Hij bouwt een altaar in de plaats van de steen die hij daar 30 jaar eerder had opgericht, en noemde de plaats El-betel.
Terwijl zij daar zijn sterft Debora, de voedster van Rebekka en wordt begraven onder een eik die de naam “Eik der geween” krijgt.
Gods zegen
Net als 30 jaar eerder (Gen. 28:10), verschijnt God aan Jakob. In Sichem ervoer Jakob niets dan ellende, maar nu hij terug is in het land Kanaän, zegt God hem weer, en wel drievoudig:
- Jakob krijgt een nieuwe naam, Israël (vs. 10);
- God belooft een talrijk nakomelingschap (vs. 11);
- Hij krijgt de belofte over Kanaän (vs. 12).
Dan staat er een opmerkelijke zin. Bij eerdere ontmoetingen zien we dat God weg loopt, zoals bij Abraham. Hier staat dat God van hem op voer. Dan denk ik gelijk aan de manier waarop Jezus na Zijn opstanding naar de Hemel ging.
Ter herinnering aan deze nieuwe ontmoeting met God stelt Jakob weer een herdenkingssteen op en offert aan God
Familieperikelen
Nu volgen wat familieperikelen zoals we die wel vaker lezen. Door de schrijfstijl van Mozes zijn er echter wel interessante zaken te ontdekken met betrekking tot de Bijbel.
Ze breken op en vertrekken richting Efrat, Bethlehem. Onderweg bevalt Rachel van een zoon die zij Ben-Oni noemt. Dat betekent “Zoon van mijn smart of verdriet” vanwege de zware bevalling die haar het leven kost.
Jakob veranderde de naam, volgens sommige uitleggers omdat hij vreest dat deze naam hem ongeluk brengt. Hij noemt zijn zoon Benjamin, Zoon van de rechterhand (of zoon van het zuiden). Benjamin is een volle broer van Jozef en de jongste zoon van Jakob en Rachel.
Rachel wordt ter plaatse, langs de weg naar Efrat (Bethlehem) begraven en Jakob plaatst een herdenkingssteen op de plaats van haar graf.
Vanaf dit moment noemt de Bijbel hem daadwerkelijk Israël (vs. 21). Israël vertrekt naar de andere kant van Migdal-eder. Daar slaat hij zijn tenten op en het normale leven keert weer terug.
Korte vermeldingen
In vers 22 staat nog een korte opmerking over Ruben, de eerstgeborene, die bij een verkeerde vrouw sliep. Hier staat verder niets van het gevolg van deze familieperikelen. Het lijkt er op dat Jakob zwijgt, maar in Genesis 49 en 1 Koningen 6:12 staat dat hij hem van zijn eerstgeboorterecht uitsloot.
Wat hier gebeurde is een herhaling van zetten. In Genesis 34:2 werd het door een vreemde gedaan, nu door zijn oudste zoon. Maar weer kan ik niet uit de tekst halen dat het om een verkrachting zou gaan, wat in dit hoofdstuk overigens ook niet zo vertaald wordt.
Vers 27 vermeld “opeens” dat Jakob bij zijn vader in Mamre komt. Chronologisch zijn de hoofdstukken Genesis 37, Genesis 39 en Genesis 40 tussen vers 26 en 27 te plaatsen. Jakob is bij zijn aankomst in Hebron 108 jaar oud en leefde nog 12 jaar met zijn vader samen.
Isaaks dood
Mozes noemt iets wat later gebeurde wel vaker al eerder. Met de terugkeer van Jakob naar het vaderhuis, zit Isaaks taak er op, maar we weten dat hij niet gelijk stierf en het verdriet van Jakob over het verlies van zijn zoon Jozef nog meemaakt. Hij was de oudste van de drie aartsvaders (Genesis 25:7; Genesis 47:28; 1 Corinthiërs 13:13)
Nog geen reacties