mithras
Spread the love

Het idee van een relatie tussen het vroege Christendom en Mithras is gebaseerd op een opmerking van de 2e eeuwse christelijke schrijver Justin Martyr die de aanhangers van Mithras er van beschuldigde de chriselijke avondsmaalviering te hebben gekopieerd.

Eeuwenlang gebeurde er verder niet veel mee, totdat in 1882 Ernest Renan een levende beschrijving maakte van de beide rivaliserende religies:

Als de groei van het Christendom tegen was gehouden door een of andere dodelijke ziekte, dan was de wereld nu Mithraïsch geweest

Ernest Renan, Marc-Aurele et la fin du monde antique pg. 579

Voordat Renan dit schreef en voordat Cumont de bronnen had verzameld, was er weinig bekend over Mithras.

Lee Strobel schrijft onder meer in “The case for the real Jesus”:

“Onnodig te zeggen”, vervolgde Yamauchi, “het werk dat Renan 150 jaar geleden publiceerde heeft als bron geen enkele waarde. Hij wist erg weinig van het Mithraïsme, en daarnaast, we weten er nu veel meer over. Ja het is een quote die veel gebruikt wordt door mensen die de context niet snappen. Het is eenvoudigweg vergezocht.”

Lee Strobel, The case for the real Jesus, pg. 175

Feitelijk hadden beide groepen totaal verschillende doelen, en de cult van Mithras streefde niet naar een universele rol, zelfs niet op de piek van haar populariteit.

Er is geen bewijs van een directe invloed in één van beide richtingen tussen de cult van Mithras en het vroege christendom. In plaats daarvan is het aannemelijker dat eventuele overeenkomsten zijn ontstaan door de gedeelde omgeving waarin zij zijn ontstaan.

Ideeën in zowel de Mitraïsche mythe als het Christendom

In oudere literatuur komen een aantal vermeende overeenkomsten tussen de Mitraïsche cultus en het Christendom voor. Over het algemeen zijn deze gebaseerd op speculatie, of zijn ontstaan door pogingen om meer te begrijpen van het Matraïsme door naar het Christendom te kijken.

Vermaseren schreeft in 1975 dat de overeenkomsten zijn ontstaan door beiden in dezelfde culturele omgeving zijn ontstaan1, niet door wederzijdse beïnvloeding. Manfred Claus komt tot dezelfde conclusie2.

Een aantal andere wilde ideeën, dat Mithras 12 discipelen zou hebben, een rondtrekkende leraar was, stierf en weer opstond uit de dood, etc, worden in het artikel “Mithras en Jezus” behandelt.

Geboren op 25 december

Cumont legt uit dat de geboortedatum van Mithras op 25 december werd gezet omdat dat de datum van zonnefeest was, en Mithras daar natuurlijk bij hoorde. Dit idee was speculatief, maar werd wijd verbreid3 en Clauss herhaalt de claim4. Maar Beck stelt dat dat niet het geval is. Hij noemt deze aanname een verdraaiing van feiten en stelt:

De waarheid is dat het enige bewijs voor het vieren van de verjaardag van Invictus op die datum te vinden is in de kalender van Philocalus. Invictus is natuurlijk Sol Invictus, de Aurelische zonnegod. Het is niet logisch dat een andere, eerdere en onofficiële zonnegod, Sol Invictus Mithras, op die dag geboren moest, of zelfs zou zijn.

Roger Beck, “Merkelbach’s Mithras”, Phoenix 41.3, 1987, p.296-316, p. 299, n. 12

Later stelt Clauss dat de Mithraïsche mysteries geen eigen openbare ceremonieën kende. Het festival van natalis Invicti (geboorte van de onoverwinnelijke zon), wat op 25 december gehouden werd, was een algemeen festival van de zon, en op geen enkele manier specifiek voor het Mithraïsme.

Christenen weten allemaal dat Jezus niet op 25 december geboren is, maar dat de keuze voor deze datum uit praktische, politieke, overwegingen is gedaan.

In de eerste eeuwen van het Christendom werden christenen vervolgd totdat keizer Constantijn als eerste christelijke keizer het Christendom tot staatsgodsdienst verhief in het Byzantijnse Rijk.

Er zijn diverse verklaringen waarom gekozen werd voor 25 december, maar vast staat dat Constantijn de eerste was die Kerst op die datum vierde. Dit was in het jaar 336.

Toen Constantijn een jaar later stierf kwam de beslissing bij paus Julius I te liggen, die een paar jaar later besloot dat de datum correct was als geboortedatum van Jezus.

Verlossing

Een zwaar beschadigde schildering van een tekst op de muur van het St. Prisca Mithraeum (gedateerd op ca. 200 na Chr.) zou de woorden “et nos servasti …. sanguine fuso (en u heeft ons verlost … door bloedvergieten).

De betekenis is echter onduidelijk. Omdat er binnen het Mathraïsme verder geen enkele bron naar verlossing verwijst, zou het kunnen gaan om een stier die Mithras gedood zou hebben. De tekst “servasti” wordt vaak behandeld alsof dat zeker zou zijn, maar het is echter niet meer dan een vermoeden, en Pancieri, de archeoloog die het item als laatste heeft bestudeerd, verklaart dat dit niet klopt5. Volgens Robert Turcan6 heeft Mithraïsche verlossing niets te maken met de bestemming van de individuele zielen, maar zat in het Zoroastrische patroon van de participatie van de mens in de kosmische strijd tussen de goede creatie en de duivelse krachten van het kwaad.

Het water wonder

Monumenten in de omgeving van Danube laten Mithras zien als hij, in het bijzijn van fakkeldragers, een boog afschiet tegen een rots. Blijkbaar wilde hij water uit de rots laten komen7. Volgens Clauss zou dit, na de rituele maaltijd, de duidelijkste parallel met het Christendom zijn8.

Gemarkeerd met het teken van het kruis

Enkele geleerden hebben gesteld dat aanhangers van Mithras gemarkeerd zouden zijn met een kruis op hun voorhoofd. Dit idee wordt omschreven als een mythe9.

De basis voor dit idee wordt gevonden bij Tertullian, die stelt dat volgelingen van Mithras een onverwacht teken op hun voorhoofd hadden10. Er is echter geen enkele indicatie dat dit een kruis zou zijn, een brandmerk, een tatoeage, of een andere vorm van permanente markering.

Mithraïsche motieven en Middeleeuwse christelijke kunst

Vanaf het einde van de 18e eeuw hebben een aantal auteurs gesuggereerd dat een aantal elementen uit de middeleeuwse christelijke kunst afbeeldingen weerspiegelen die gevonden werden in Mithraïsche reliëfs11. Eén van hen was Franz Cumont , ook al bestudeerde hij elke afbeelding afzonderlijk in plaats van in combinatie met verschillende andere elementen en of zij op dezelfde manier in christelijke kunst werden gecombineerd12.

Cumont stelt dat na de overwinning van de kerk over het heidendom, artiesten doorgingen met het gebruik van bestaande afbeeldingen die oorspronkelijk bedacht waren voor Mithras, om zo de nieuwe en onbekende verhalen van de Bijbel uit te beelden. De “wurggreep van de werkplaats” betekende dat de eerste christelijke kunstwerken in grote mate op heidense kunst waren gebaseerd, en “een paar aanpassingen in kleding en houding veranderde een heidens beeld in een christelijk plaatje”13.

Na die tijd hebben meerdere geleerden gediscussieerd over de mogelijke overeenkomsten tussen Mithraïsche reliëfs en middeleeuwse Romeinse kunst14. Vermaseren stelde het enige zekere voorbeeld van een dergelijke invloed een afbeelding van Elia was die in een vurige wagen ten hemel werd opgenomen15. (2 Kon. 2:11)

Deman legde uit dat het onderzoeken van losse elementen niet zinvol is en dat er naar combinaties gekeken moet worden. Hij wees er ook op dat een overeenkomst van afbeelding niets zegt over er sprake is van een ideologische invloed, of gewoon een traditie van vakmanschap. Daarna gaf hij een lijst van middeleeuwse reliëfs die parallellen vertonen met Mithraïsche afbeeldingen, maar weigerde om daar conclusies aan te verbinden, omdat dat subjectief zou zijn16.

Christelijk hergebruik van Mithraïsche plaatsen en monumenten

Een aantal van de best bewaarde artefacten van Mithras, speciaal die in Rome, zoals de Basiliek van San Clemente en die in Santa Prisca, bevinden zich nu onder christelijke kerken. In een aantal gevallen werden deze kerken in de 5e eeuw bovenop ruïnes van voormalige prestigieuze gebouwen en een aantal van deze hadden artefacten van Mithras in de kelders17.

Er bestaat bewijs dat het Mithraeum van de Baden van Mithras in Ostia veranderd zou kunnen zijn in een kerk in het midden van de 4e eeuw. Deze datum is gebaseerd op de bouwtechnieken en de aanwezigheid van de symbolen alfa en omega18.

Een studie naar vroege christelijke kerken in Engeland concludeerde dat het daar aanwezige bewijs er op wees dat men vermeed om kerken te bouwen op voormalige Mithraea19.

Aan het begin van de 11e eeuw werd de toren bij de kerk van St. Peter-at-Gowts in Lincoln, Engeland, bij gebouwd. In deze toren is een zwaar verweerd reliëf in het metselwerk te vinden. Men neemt aan dat het een reliëf is van de god met de leeuwekop, die gebruikelijk met sleutels af wordt gebeeld. Er is gesuggereerd dat het reliëf opnieuw gebruikt zou kunnen zijn omdat men gedacht zou hebben dat het om Petrus met zijn sleutels zou gaan20.

Vernietiging van Mithraïsche plaatsen en monumenten door christenen

Er bestaat geen twijfel over dat Mithraïsche plaatsen en monumenten soms door christenen werden gesloopt. Jerome noemt een voorbeeld van zo’n geval in Rome21. Socrates Scholasticus leert ons dat de vernietiging van het Serapeum in Alexandria vooraf werd gegaan door rellen veroorzaakt door de ontdekking van ongebruikt Mithraeum door christenen en het spottend paraderen met de objecten van de cultus door de straten.

Vaak wordt schade aan een Mithraeum toegeschreven aan christenen, maar recentelijk hebben een aantal archeologen daar vraagtekens bij gezet.

Zoals Richard Bayliss recentelijk aantoonde, is het archeologische bewijs van het vernietigen van tempels door christenen heel zelden duidelijk, en maar al te vaak voortkomend uit wensdenken, zoals ik ook ontdekte toen ik een aantal van deze vermeende zaken herleidde naar hun oorspronkelijke publicaties.

Het meest teleurstellend wat het bewijs van het Mithraeum onder de kerk van Santa Prisca in Rome, waar de opgravers dachten dat zij duidelijke tekenen van haar gewelddadige vernietiging door christenen hadden gevonden. Dit wordt aangehaald door Sauer als een bijzonder goed voorbeeld van een gepassioneerde religieuze beeldenstorm.

De nis van de cultus, met zijn gestucte figuren, was inderdaad zwaar beschadigd. Maar zorgvuldige bestudering van de gepubliceerde foto’s toonden voor mij geen aanwijzingen dat zij barbaars en systematisch met bijlen zouden zijn bewerkt, zoals door hun ontdekkers werd beweerd. Het leek er echter meer op dat het pleisterwerk in erbarmelijke staat verkeerde toen het werd gevonden en willekeurig over de hele muur was vergaan.

Er waren zelfs een aantal hoofden op de fresco’s te zien, die het eerste mikpunt van beeldenstormers geweest zouden zijn, die goed bewaard waren gebleven. Onder meer het hoofd van Mithras zelf, met halo. Dat is later inderdaad vernietigd, maar niet door christenen uit de 4e eeuw, maar door een slechte poging het te restaureren in 1953.

Als het gaat om de gestucte figuren in de nis. Pleisterwerk is een kwetsbaar medium en, hoewel zij met opzet beschadigd zouden kunnen zijn, ligt het ook voor de hand dat zij zijn vergaan en uit elkaar zijn gevallen.

Het hoofd van Mithras, hoewel niet op zijn oorspronkelijke plaats, werd in heel goede conditie gevonden. Een beeldenstormer had dit eenvoudig onder zijn voet kapot kunnen trappen.

Bryan Ward-Perkins, “The end of the temples: an archaeological problem”, In: Johannes Hahn, Spätantiker Staat und religiöser Konflikt: Imperiale und lokale Verwaltung und die Gewalt gegen Heiligtümer, de Gruyter (2011), 187-197; dit van pg.194

Bayliss bespreekt de gevoelig liggende vraag of vastgesteld kan worden of vernietiging plaats heeft gevonden door christenen of aardbevingen, buitenlandse binnenvallende troepen of verwaarlozing. Voor aardbevingen en tempels verwijs ik naar Rothaus 2000 pg. 39-44 en 60-61, maar zoek ook eens naar de recensie en het daarop volgende debat online in the recensie van Bryn Mawr Classical Review van 25 februari 2002. Het geval van Corinthië is interessant. De opgravingen waren goed volgens oudere Mediterraanse maatstaven uit de 20e eeuw, maar zelfs in dit geval kan niet met zekerheid gesteld worden wat de heidense gebouwen neer heeft gehaald.

Bayliss 2004 pg. 23-25

De archeologen waren ook verbaasd over het overleven van sommige van de heilige artefacten, maar dit bracht hen niet van hun oorspronkelijke standpunt af. Zij beargumenteerden dat juist door de ‘gepassioneerde haat’ van de christelijke beeldenstormers de aanvallen zo onnauwkeurig zouden zijn geweest. Het hoofd van Mithras was volgens Sauer een bijzonder object van aandacht22.

Vermaseren en van Essen vertellen wat er werkelijk gebeurde.

Van het hoofd van Mithras bestaat alleen de contour en een deel van de halo. De rest van het gezicht werd in 1953 verwijderd om te worden gerestaureerd door het Instituto Centrale del Restauro, maar het reageerde niet goed op de behandeling en is verloren gegaan

Vermaseren en van Essen, 1965, 150

Dus hoewel dit feit al sinds 1953 bekend was, en in 1965 werd gepubliceerd schreef Sauer toch iets heel anders in 2003.

Het moge duidelijk zijn dat beter bewijs duidelijk nodig is.

Verwijzingen

  1. M. J. Vermaseren, “Nuove indagini nell’area della basilica di S. Prisca in Roma”, in Mededelingen van het Nederlands Instituut te Rome. Antiquity, n.s., 37, 2 (1975), pp. 87-96
  2. M. Clauss, The Roman cult of Mithras. In the chapter on Christianity
  3. De uitspraken van Franz Cumont worden hier besproken
  4. Manfred Clauss, The Roman cult of Mithras, p.66
  5. Relevante delen van Pancieri’s Il materiale epigrafico dallo scavo del mitreo di S. Stefano Rotondo, in: Mysteria Mithrae (conferentie 1978, gepubliceerd 1979) zijn hier online te vinden
  6. Turcan, Robert, “Salut Mithriaque et soteriologie neoplatonicienne,” La soteriologiea dei culti orientali nell’impero romano,eds. U. Bianchi and M. J. Vermaseren, Leiden 1982. pp. 103-105
  7. Clauss, M. The Roman Cult of Mithras, pg.71-2
  8. Clauss, M. The Roman Cult of Mithras, p.72
  9. Per Beskow, “Branding in the Mysteries of Mithras?”, in Mysteria Mithrae, ed. Ugo Bianchi (Leyden 1979), 487-501
    Zie ook de FAQ door Dr. Richard Gordon
  10. Tertullian, De praescriptione haereticorum 40
  11. A. Deman, “Mithras and Christ: Some Iconographical Similarities,” in: John R. Hinnells, Mithraic Studies, vol. 2, Manchester University Press, 1971, pp. 507-17. p.507
  12. A. Deman, “Mithras and Christ: Some Iconographical Similarities,” in: John R. Hinnells, Mithraic Studies, vol. 2, Manchester University Press, 1971, pp. 507-17. p.508
  13. Franz Cumont, tr. Thomas K. McCormack, “The Mysteries of Mithras”, Dover Publications, 1956, pp. 227-8
  14. A. Deman, “Mithras and Christ: Some Iconographical Similarities,” in: John R. Hinnells, Mithraic Studies, vol. 2, Manchester University Press, 1971, pp. 507-17. p.509
  15. M. J. Vermaseren, “Mithras: The Secret God”, Chatto & Windus, pp. 104-6
  16. A. Deman, “Mithras and Christ: Some Iconographical Similarities,” in: John R. Hinnells, Mithraic Studies, vol. 2, Manchester University Press, 1971, pp. 507-17. p.510
  17. Lucrezia Spera, “Characteristics of the Christianisation of Space in Late Antique Rome: New Considerations a Generation after Charles Pietri’s Roma Christiana”, in: Cities and Gods: religious space in transition, ed. Ted Kaizer &c., Peeters, 2013, p.121-142
  18. Milton Luiz Torres, “Christian Burial Practices at Ostia Antica: Backgrounds and Contexts with a Case Study of the Pianabella Basilica”, Diss. 2008, pg. 72
  19. Ronald Hutton, “The Pagan Religions of the Ancient British Isles;their nature and legacy”, Blackwell, 1991, ISBN 0631189467, p.260
  20. David Stocker, “A Hitherto Unidentified Image of the Mithraic God Arimanius at Lincoln?”, Britannia 29, 1998, p.359-363
  21. Brief 107, aan Laeta. Bekijk hier
  22. Sauer 2003, 135-136

Nog geen reacties

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.