In dit artikel zijn alle verzen verzameld die de Hebreeuwse term “God heeft u gezegend” (“yevarekhekha Hashem”) bevatten. Deze twee Hebreeuwse woorden staan dertien keer in de Bijbel en staan in de context van hen die zich moreel goed gedragen, degenen die aan hun naaste geven van de vruchten van hun inspanning, degenen die in het Heilige Land verblijven en degenen die deze mensen ondersteunen
1. De priesterlijke zegen
Spreek tot Aäron en zijne zonen, zeggende: Aldus zult gij zeggen tot de kinderen Israëls, als gij hen zegent: De Heer zegene u en behoede u: de Heer late zijn aangezicht over u lichten en zij u genadig; de Heer verheffe zijn aangezicht over u en geve u vrede.
Numeri 6:23-25
2. De zegen in Sion
Wanneer de weg voor u te lang zou zijn, zodat gij ze niet zoudt kunnen vervoeren, omdat de plaats die de HERE, uw God, verkiezen zal om daar zijn naam te vestigen, te ver van u verwijderd is, wanneer de HERE, uw God, u gezegend heeft, dan zult gij ze te gelde maken en dat geld bij u steken en naar de plaats gaan, die de HERE, uw God, verkiezen zal,
Deuteronomium 14:24, 25
3. De zegen voor de noodruftige
dan zullen de Leviet, omdat hij bezit noch erfdeel met u heeft, en de vreemdeling, de wees en de weduwe, die binnen uw poorten wonen, komen en eten en zich verzadigen, opdat de HERE, uw God, u zegene in al het werk, dat uw hand doet.
Deuteronomium 14:29
4. De zegen van het Heilige Land
Er zal echter geen arme onder u zijn, want de HERE zal u gewis zegenen in het land, dat de HERE, uw God, u als erfdeel in bezit zal geven,
Deuteronomium 15:4
5. De zegen van een goed hart
Gij zult hem met mildheid geven en uw hart zal niet verdrietig zijn, wanneer gij hem geeft, want ter wille daarvan zal de HERE, uw God, u zegenen in al uw werk en in alles wat gij onderneemt.
Deuteronomium 15:10
6. De zegen van geven
Dan zult gij het feest der weken vieren ter ere van de HERE, uw God, naar de mate van de gaven, die gij vrijwillig geven zult, naar dat de HERE, uw God, u gezegend heeft;
Deuteronomium 16:10
7. De zegen van de feesten
Zeven dagen zult gij feest vieren ter ere van de HERE, uw God, op de plaats die de HERE verkiezen zal; want de HERE, uw God, zal u zegenen in heel uw oogst en in al het werk uwer handen, zodat gij waarlijk vrolijk kunt zijn.
Deuteronomium 16:15
8. De zegen van fatsoen – de zegen van handel
Gij zult van uwen broeder geen woeker nemen, noch van geld, noch van spijs, noch van iets waarmede men woekeren kan; van den vreemdeling moogt gij woeker nemen, maar niet van uwen broeder; opdat de Heer, uw God, u zegene in al wat gij voorneemt in het land, waar gij heenkomt om het in bezit te nemen.
Deuteronomium 23:19, 20
9. De zegen van vrijgevigheid
Wanneer gij uwen oogst op uwen akker hebt afgeoogst, en ene schoof vergeten hebt op den akker, zo zult gij niet omkeren om die te halen, maar zij zal voor den vreemdeling, den wees en de weduwe zijn; opdat de Heer, uw God, u zegene in al het werk uwer handen.
Deuteronomium 24:19
10. De zegen van de terugkeer naar Judea
Dus spreekt de Heer Zebaôth, Israëls God: Als Ik hunne gevangenschap wenden zal, zal men in het land van Juda en in zijne steden weder dit woord spreken: De Heer zegene u, gij woning der gerechtigheid, gij heilige berg!
Jeremia 31:23
11. De zegen van Jeruzalem
Zie, zó wordt de man gezegend, die den Heer vreest. De Heer zal u zegenen uit Sion, dat gij ziet het geluk van Jeruzalem uw leven lang,
Psalm 128:4, 5
12. De zegen van de dienaren van God
Een lied in het hoge koor. Zie, looft den Heer, alle knechten des Heren, gij, die des nachts in het huis des Heren staat. Heft uwe handen op naar het heiligdom en looft den Heer! De Heer zegene u uit Sion; Hij, die hemel en aarde gemaakt heeft.
Psalm 134
13. De zegen van hen die zwoegen
En zie, Boaz kwam juist van Bethlehem en sprak tot de maaiers: De Heer zij met ulieden! En zij antwoordden: De Heer zegene u!
Ruth 2:4
Nog geen reacties