Er wordt gezegd dat dit een gebeurtenis uit het leven van Einstein geweest zou zijn. Daar heb ik echter (nog) geen bevestiging van gevonden, maar dat doet verder niets af aan de waarheid van het verhaal.
Professor: Jij bent toch Christen, of niet, jongen?
Student: Ja, meneer
Professor: Dus je gelooft in God?
Student: Absoluut, meneer.
Professor: Is God goed?
Student : Zeker.
Professor: Is God almachtig?
Student: Ja.
Professor: Mijn broer overleed aan kanker, ook al bad hij tot God om hem te genezen. De meesten van ons zouden proberen anderen die ziek zijn te helpen. Maar God deed dat niet. Hoe kan God dan goed zijn? Hè?
De student was stil.
Professor: Daar heb je geen antwoord op, hè? Laten we opnieuw beginnen, jongen. Is God goed?
Student: Ja.
Professor: Is satan goed?
Student: Nee.
Professor: Waar komt satan vandaan?
Student: Van… God…
Professor: Dat klopt. Vertel me, jongen, is er kwaad in de wereld?
Student: Ja.
Professor: Het kwaad is overal, is het niet? En God maakte alles. Toch?
Student: Ja.
Professor: Dus, wie schiep het kwaad?
De student gaf geen antwoord.
Professor: Is er ziekte? Immoraliteit? Haat? Lelijkheid? Al deze vreselijke dingen bestaand in de wereld, of niet?
Student: Ja, meneer.
Professor: Dus, wie heeft ze geschapen?
De student had geen antwoord.
Professor: De wetenschap leert dat je 5 zintuigen hebt die je gebruikt om de wereld om je heen te ervaren en onderzoeken. Zeg me, jongen, heb je God ooit gezien?
Student: Nee, meneer.
Professor: Vertel ons eens of je God ooit gehoord hebt?
Student: Nee, meneer.
Professor: Heb je jouw God ooit gevoeld, geproefd, geroken? Heb je ooit enige zintuiglijke perceptie van God gehad als het daar om gaat
Student: Nee, meneer. Ik ben bang van niet.
Professor: En toch geloof je in Hem?
Student: Ja.
Professor: Volgens het empirische, verifieerbare, aantoonbare protocol, zegt wetenschap dat jouw God niet bestaat. Wat zeg je daar van, jongen?
Student: Niets, ik heb alleen mijn geloof.
Professor: Ja, geloof. En dat is het probleem wat de wetenschap heeft.
Student: Professor, is er zoiets als hitte?
Professor: Ja.
Student: En is er zoiets als kou?
Professor: Ja.
Student: Nee, meneer. Dat is er niet.
De zaal werd stil en luisterde gespannen naar deze verandering van gebeurtenissen
Student: Meneer, je kan veel hitte hebben, nog meer hitte zelfs, superheet, megaheet, witheet, een klein beetje heet of niet heet. Maar we hebben niets wat we “kou” noemen. We kunnen 273 graden onder nul halen, wat geen hitte is, maar lager dan dat kunnen we niet gaan. Kou bestaat niet. Kou is slechts een woord wat we gebruiken om de afwezigheid van hitte te beschrijven. We kunnen kou niet meten. Hitte is energie. Kou is niet het tegenovergestelde van hitte, meneer, maar slechts de afwezigheid er van
Je kon inmiddels een speld horen vallen.
Student: En hoe is het met duisternis, professor? Is er zoiets als duisternis?
Professor: Ja. Wat is nacht zonder duisternis?
Student: U heeft het weer mis, meneer. Duisternis is de afwezigheid van iets. Er kan weinig licht, normaal licht, fel licht, knipperend licht zijn. Maar als je constant geen licht hebt, heb je niets en dat wordt duisternis genoemd, nietwaar? In werkelijkheid is duisternis er niet. Als het er wel zou zijn, dan zou je die duisternis donkerder kunnen maken, of niet?
Professor: Maar wat is het punt wat je wilt maken, jongeman?
Student: Meneer, mijn punt is dat uw filosofische aanname gebrekkig is.
Professor: Gebrekkig? Kun je dat uitleggen?
Student: Meneer, u werkt vanuit de aanname van dualiteit. U beargumenteert dat er leven is en dood, een goede God en een slechte god. U ziet het concept van God als iets eindigs, iets wat we kunnen meten. Meneer, de wetenschap kan een gedachte niet eens uitleggen. Het gebruikt magnetisme en elektriciteit, maar heeft geen van beiden ooit gezien, en nog minder volledig begrepen. De dood zien als het tegenovergestelde van leven is het feit dat de dood niet als iets substantieels kan bestaan, negeren. Dood is niet het tegenovergestelde van leven, maar slechts de afwezigheid er van.
Vertel me eens professor, u leert uw studenten dat zij zijn geëvolueerd vanuit een aap?
Professor: Als je verwijst naar de natuurlijke evolutionaire processen, ja, natuurlijk. Dat doe ik.
Student: Heeft u evolutie ooit met uw eigen ogen gezien, meneer?
De Professor schudde zijn hoofd met een glimlach toen hij zich realiseerde welke kant het argument op ging
Student: Nu niemand het proces van evolutie ooit heeft zien gebeuren en niet eens kan bewijzen dat dit proces een voortdurend proces is, onderwijst u dan niet slechts uw mening, meneer? Bent u dan geen wetenschapper, maar een prediker?
De klas ontplofte
Student: Is er iemand in de klas die ooit de hersenen van de professor heeft gezien
De klas barstte in lachen uit
Student: Is hier iemand die de hersenen van de professor ooit gehoord, gevoeld, aangeraakt of geroken heeft? Het lijkt er op dat niemand dat gedaan heeft. Dus, volgens de vastgestelde regels het empirische, verifieerbare, aantoonbare protocol, zegt wetenschap dat u geen hersens heeft, meneer. Met alle respect, meneer, hoe kunnen we uw lezingen dan vertrouwen, meneer?
De zaal was stil. De Professor staarde de student roerloos aan
Professor: Ik denk dat je moet geloven dat ik hersens heb, jongen.
Student: Dat is het, meneer… exact! De verbinding tussen mens en God is geloof. Dat is het wat alles levend en in beweging houdt.
P.S. Ik geloof dat je van deze conversatie hebt genoten. Als dat zo is, laat dan je vrienden, kennissen, collega’s meegenieten van deze conversatie. Stuur dit artikel door om ook hun kennis te vergroten… of hun geloof!
O ja, die student was Einstein*
* De claim dat deze conversatie tussen een professor en Einstein zou zijn geweest is gedaan door voor mij onbekenden en ik heb deze nog niet kunnen verifiëren. Dit doet echter niets af aan de logische redenatie van de conversatie
Nog geen reacties