“Gods beloften zijn ja en amen” is een veel gehoorde uitspraak. Maar gelukkig geeft de Bijbel nogal wat nuancering aan deze, menselijke, uitspraak. In Genesis 15 zien we hoe God Zijn belofte aan Abram herhaalt, maar nu specifieker en ook een belangrijke profetie geeft. Dit is overigens niet de eerste profetie in de Bijbel, die staat in Genesis 3. (Gen. 3:15). We zien ook hoe Abram soms wel en soms niet worstelt met Gods beloften.
In Genesis 14 zagen we hoe Abram weigert de “zegen” van de zondige koning van Sodom aan te nemen. Gen. 15:1 begint vervolgens met een beloning van God. Een van Gods nieuwe beloften is dat God Abram’s schild zal en dat Abram’s loon zeer groot zal zijn.
In vers 2 komt een zeer begrijpelijke reactie van Abram. Leuk dat God hem rijkelijk zal zegenen, maar hij is al schatrijk teruggekomen uit Egypte, dus wat heeft hij aan nog meer? Hij heeft toch niemand om het aan na te laten, dus wat maakt het uit? Degene die zijn huis zal krijgen zal Eliezer, een Damascener, zijn. Het zit Abram duidelijk niet lekker. En dan geeft Abram God de schuld van dit alles!
GIJ hebt mij geen nakroost gegeven!
Wij hebben ons best wel gedaan hoor, maar we hebben nog steeds geen kinderen en de leeftijd dat het voor Sarai onmogelijk wordt komt nu toch wel erg dichtbij! Dus door Uw schuld moet nu een werknemer mijn hele spulletje erven? Bah! Abram baalt er duidelijk van en nu hij de kans heeft om zijn mening bij God duidelijk te maken, zal hij dat ook zeker niet laten!
Durf jij op die manier God in alles te betrekken? Veel christenen leiden hun leven met een wat apathische houding en laten alles over zich heen komen, maar Abram laat hier duidelijk zien dat we ook met onze diepe frustraties bij Hem aan mogen kloppen.
Belofte van nageslacht
En vaak wordt het beeld geschapen dat God een straffend God is Die geen tegenspraak duldt, en vanuit die visie zou je dus verwachten dat God nu alvast zwavel en vuur uit de hemel neer laat dalen op Abram, maar God reageert hier als een liefhebbende Vader en zegt:
Deze zal uw erfgenaam niet zijn, maar uw lijfelijke zoon, die zal uw erfgenaam zijn.
(Gen 15:4)
Abram krijgt dus de belofte dat hij echt een eigen zoon zal krijgen! En het woord wat vertaald is met “die” geeft een nadruk aan. Dus niet zo maar een belofte, maar ook nog eens een nadrukkelijke belofte!
In Genesis 16 zien we straks hoe met name Sarai daar invulling aan geeft.
God neemt Abram mee naar buiten, sommige predikers maken het verhaal wat mooier dat het hier staat en plaatsen Abram op een rotspunt. In Amerika zou dat waarschijnlijk inderdaad noodzakelijk zijn met alle lichtvervuiling van de moderne steden, maar in het Midden-Oosten was het destijds ’s avonds zo donker dat je onvoorstelbaar veel sterren kunt zien, en dat is nog maar een fractie van het werkelijke aantal! Maar God neemt Abram dus mee naar buiten en laat hem naar sterren kijken en zegt vervolgens dat Abrams nageslacht zo groot zal zijn.
God daagt Abram uit en zegt: ‘Tel ze maar, als je kunt!’
Abram is gerustgesteld, gelooft het Woord van God en God rekent hem dat toe als gerechtigheid.
Nu weten dat het aantal sterren zo groot is dat geen mens ze kan tellen! Met het blote oog zien wij slechts een heel kleine fractie van alle sterren die er zijn. Gods grootheid is werkelijk groter dan wij kunnen beseffen!
Belofte van land
Nu weten we niet of de volgende uitspraak gelijk volgde, of dat dit een later tijdstip is, dat vermeld de Bijbel niet. Sommige uitleggers hebben het standpunt dat Abram in geestverrukking moet zijn geweest omdat in vs 12 staat dat de zon onderging, dus was het klaarlicht toen God Abram naar buiten leidde. Er waren dus geen sterren te zien, dus moet het wel in de geest geweest zijn. Bij het charismatische christendom zal dat ongetwijfeld een geliefde uitleg zijn, maar de Bijbel laat hier voor zover ik lees geen ruimte voor, dus het is een conclusie die ik niet zou durven trekken. Het kan, maar het kunnen net zo goed verschillende momenten geweest zijn. En daar zie ik meer aanwijzingen voor.
In Gen. 15:7 zegt God heel eenvoudig dat hij Abram het land waar hij nu woont in bezit gaat geven.
En nu komt één van de reden waarom ik denk dat het om verschillende momenten gaat. Abram is in Gen. 15:6 nog vol geloof en gelooft dat God hem een nakroost zal geven die hij niet kan tellen. Maar iets wat zelfs menselijk redelijk te begrijpen is, gelooft hij dan niet en hij vraagt God om een teken! Hoe kun je in vijf seconden van een staat van volkomen geloof omslaan naar een staat van twijfel? We kennen allemaal pieken en dalen in ons geloofsleven en hoe bemoedigend is het dat zelfs een man als Abram dat had!
Op andere plaatsen in de Bijbel zien we dat God een dergelijk verzoek soms met ‘ja’ en soms met ‘nee’ beantwoordt. Abram krijgt een aardige opdracht om het teken te krijgen wat hij wil zien.
Het teken
God geeft Abram de opdracht om een driejarige koe, een driejarige geit, een driejarige ram, een tortelduif en een jonge duif te halen. Meer zegt God hier niet. Abram haalt ze en deelt (op eigen iniatief?) de dieren middendoor, behalve de vogels.
Er komen roofvogels en Abram moet die weg jagen. Dit beeld past in mijn beleving ook niet bij een visioen van iemand die in geestvervoering is, maar duidt veel meer op een werkelijke gebeurtenis. De geestvervoering, of droom, komt pas in vers 12 als Abram in slaap valt.
Een profetie
En dan krijgt Abram niet alleen een teken, maar ook een profetie waarvan we later zien dat deze letterlijk in vervulling is gegaan. Het Joodse volk is 400 jaar in ballingschap geweest in Egypte! God voorspelt dat het volk dat zij zullen dienen zal gestraft worden (Egypte behandelde het Joodse volk echt als slaven en deed pogingen om het Joodse volk uit te roeien) met grote have uit zal trekken. In Exodus 2 lezen we hoe het volk uitbreidt, waarna farao opdracht geeft om alle Joodse jongetjes die geboren worden in de Nijl te werpen. Alleen de meisjes mochten blijven leven.
Dat Israël uit is getrokken is bekend en wordt in Exodus beschreven. Dat de tien plagen over Egypte zijn gekomen is ook wel bekend. In Ex. 12:36 staat de derde vervulling van deze profetie. De Israëlieten vroegen de Egyptenaren om goud en zilver en kregen dat mee. Als we zien hoe letterlijk deze, en andere, profetieën in vervulling zijn gegaan, is het dan niet verbazingwekkend dat er tegenwoordig diverse leringen zijn die alles maar vergeestelijken en bijvoorbeeld stellen dat wij al in Koninkrijk van God op aarde leven? Of dat Jezus bijna 2000 jaar geleden al terug zou zijn gekomen?
Waarom zou God deze profetie letterlijk in vervulling laten gaan, en latere niet meer? Ook de profetie van Gen. 3:15 is letterlijk in vervulling gegaan en zo zullen we er nog veel meer tegen gaan komen.
Is menselijke invulling altijd slecht? Nee, het is menselijk! Dat zien we straks bij Abram en Sarai ook. Het heeft wel gevolgen, maar God laat nog steeds Zijn profetie letterlijk in vervulling gaan!
Verbond
God sluit een verbond met Abram en geeft hem duidelijk de grenzen van het land Israël aan.
Te dien dage sloot de HERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven, van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat:
De volken die er op dat moment wonen worden genoemd. Dit betekent echter niet dat zij moesten wijken voor Israël of deze belofte.
Volk voor volk
De Kenieten waren geen vijanden. De schoonvader van Mozes, Jethro, behoorde tot deze stam (Ri. 1:16) en zij leefden vreedzaam samen en zij bewezen goedheid aan de Israëlieten toen zij uit Egypte trokken (1 Sa. 15:6)
De Kenizzieten leefden ook vreedzaam met Israël en kozen er voor de Here te volgen! Hebron werd zelfs als erfdeel aan een Kenizziet, Kaleb, gegeven (Joz. 14:13)
De Kadmonieten worden verder niet in de Bijbel genoemd. Dit is de enige keer. De naam betekent ‘oosterling’, en zij woonden waarschijnlijk ten oosten van de Kenizzietten.
De Hethieten (verschillende spellingen mogelijk!) zijn we al tegen gekomen in Genesis 10 (Gen. 10:15). De Hethieten komen we diverse keren tegen. Abraham koopt een stuk land met een spelonk van een Hethiet om zijn overleden vrouw Sara te begraven. (Gen. 23). In Nu. 13:29 worden ze genoemd door de verspieders.
De Perizzieten (Ferezieten in de Statenvertaling) horen tot de oudste inwoners van Kanaän. Toch worden zij niet genoemd in de volkenlijst uit Genesis 10, ze worden in Gen. 13:17 voor het eerst genoemd. Mogelijk is het volk als zodanig later ontstaan. We komen ze later in de Bijbel nog wel een aantal keren tegen.
De Refaieten zijn vermoedelijk afstammelingen van Noachs zoon Sem. Het waren reuzen, de naam betekent “versterkend” en hun naam wordt wel vertaald met “reus”, “reuzen”. In Dt. 3:9 wordt hun leider Og omschreven als iemand die een bed had van 9 bij 4 el, dat is ongeveer 4,5 x 2 meter.
De Amorieten waren één van de oorspronkelijke stammen van het gebied. Waarschijnlijk half-bedoeïnen. Ze worden zowel in de Bijbel als in Babylonische en Egyptische bronnen genoemd en zijn waarschijnlijk de eerst bekende noord-westelijke Semietische groep.
De Kanaanieten zijn afstammelingen van Kanaän, zoon van Cham, kleinzoon van Noach. Meerdere stammen, stammen van Cham af (Jebusieten, Amorieten, Girgasieten, Hethieten, Arkieten, Sinieten, Arvadieten, Tsemarieten, Hamathieten. (zie ook Genesis 10)
De Girgasieten zijn ook afstammelingen van Kanaän. Waar zij woonden is niet precies bekend. Opmerkelijk is dat de Girgasieten nog een paar genoemd worden, maar zij komen niet voor in de opsomming van de volken als de Israëlieten het land innemen. Vermoedelijk bestond dat het volk als zodanig toen al niet meer.
De Jebusieten zijn de oorspronkelijke inwoners van Jeruzalem, toen nog Jebus genaamd. (Joz. 15:63 e.a.). Jebus was de derde zoon van Kanaän en zij worden in het Oude Testament 41 keer genoemd. De naam kan zowel ‘nakomeling van Jebus’ als ‘inwoner van Jebus (later Jeruzalem)’ betekenen.
Voor vandaag
Wat er voor mij uitspring vandaag is: Vertrouw op God! Abram vertrouwt op God als Hij hem de sterren laat zien, en het wordt hem als gerechtigheid aangerekend. Later heeft Abram meer moeite met vertrouwen en vraag hij God om een teken. God is genadig en geeft het hem. Hetzelfde herkennen alle christenen. Het ene moment is je geloof sterker dan andere keren, maar we mogen uit deze geschiedenis leren dat we altijd op God mogen en kunnen vertrouwen!
Gods Beloften zijn ja en amen, maar het is niet gek en ook niet erg als wij als mensen nog wel eens twijfelen en God om hulp vragen!
Bronnen: Onder meer Christipedia
Nog geen reacties